Boeren krijgen te maken met steeds meer risico’s

Mede door klimaatverandering, een toenemende kans op epidemieën en liberalisering van het landbouwbeleid krijgen boeren met steeds meer risico’s te maken. Maar bij wie ligt de taak om deze risico’s te verminderen? Bij de overheid of bij de boeren zelf?

De risico’s waar boeren mee te maken krijgen zijn te verdelen in vijf sectoren:

1. Oogstrisico’s

Als gevolg van extremiteiten in weer en extreme ziektes.

2. Prijsrisico’s

Als gevolg van fluctuaties op de markt. Boerenbedrijven kunnen zich niet snel aanpassen aan vraagveranderingen vanwege de duur van natuurlijke groeiprocessen en de aanwezigheid van vele, onafhankelijk van elkaar producerende gezinsbedrijven.

3. Financieringsrisico’s

Vanwege de toename van vreemd vermogen.

4. Politieke risico’s

Door constant veranderende wet- en regelgeving.

5. Persoonlijke risico’s

Denk hierbij aan arbeidsongeschiktheid van de werkgever of werknemers en dergelijke. Vanwege de onzekerheid van de branche kan dit een vervelende extra kostenpost worden.

Bij oogstrisico’s door extreem weer en ziektes speelt risicovermindering door de overheid een belangrijke rol, dat zijn risico’s die een ondernemer niet zelf kan dragen. Ook voor prijsrisico’s moet er een beleid komen dat de voedselzekerheid garandeert en dat ervoor zorgt dat boeren kunnen blijven boeren. Dat betekent dat de overheid een minimumprijs moet garanderen dat op Europees niveau kostendekkend is. De laatste drie risico’s zijn voornamelijk voor rekening van de ondernemer zelf. Gelukkig zijn er bedrijven die deze risico’s voor hen kunnen dragen. Neem bijvoorbeeld bij persoonlijke risico’s het payroll bedrijf. Bij arbeidsongeschiktheid is de ondernemer dan niet langer verantwoordelijk voor doorbetaling tijdens (langdurige) ziekte. Dit omdat de ondernemer dan niet langer juridisch werkgever is van zijn of haar personeel. Daarnaast scheelt het ook in de administratieve lasten waardoor ondernemers tijd over hebben om andere risico’s te verminderen en zich te richten op de kerntaken van hun agrarische onderneming.

Bron: edepot, overheid moet risico’s voor boeren verminderen, URL:  http://edepot.wur.nl/30, geraadpleegd op 10 juni 2014

Afbeelding artikel 8

Europees landbouwbeleid in aanloop naar hervormingen

Het gehele landbouwbeleid is in 2008 grondig bestudeerd zodat het systeem in 2013 flink onder handen kon worden genomen. Een tussenstap daarbij was de zogenaamde ‘health check’, deze werd uitgevoerd eind 2007. Op basis van die evaluatie van het landbouwbeleid werden de eerste hervormingsplannen in november 2010 gepresenteerd.

De onderhandelingen over de hervormingsplannen hebben uiteindelijk tot eind 2013 geduurd, mede doordat EU lidstaten en het Europees parlement het niet eens konden worden over het totale EU-budget voor de periode 2014-2020. Daardoor kan de hervorming pas in 2015 volledig ingaan en daardoor is 2014 een overgangsjaar geworden.

Met het nieuwe landbouwbeleid wil de Commissie duidelijke tekortkomingen aanpakken, inkomensondersteuning meer afhankelijk maken van doelen die gerelateerd zijn aan verbetering van het milieu en het tegengaan van klimaatverandering, en daarnaast het beleid groener, efficiënter, effectiever en eerlijker maken.

De belangrijkste hervormingen die per 2015 worden ingevoerd zijn:

  • De positie van boeren ten opzichte van hun afnemers wordt versterkt. Voorbeeld: voortaan mogen melkveehouders gezamenlijk onderhandelen over de prijs die zuivelproducenten moeten betalen voor hun melk.
  • De inkomenssteun die boeren kunnen krijgen is voortaan voor 30 procent gekoppeld aan het treffen van milieuvriendelijke voorwaarden.
  • In 2019 moeten de verschillen in het ontvangen van inkomenssteun kleiner zijn en mag een individuele boer niet minder ontvangen dan 60 procent van het gemiddelde in zijn land/regio. Bedrijven die zich eigenlijk niet bezighouden met landbouw zullen worden uitgesloten van inkomenssteun.

(Deze inkomenssteun is een erg belangrijke inkomst voor de meeste boeren. Vooral in tijden van crisis, een mislukte oogst of ongunstig weer. Het boerenleven brengt risico’s met zich mee.)

Bron: Europa-nu, URL: http://www.europa-nu.nl/id/vg9pir5eze8o/landbouwbeleid, geraadpleegd op 5 juni 2014

Afbeelding artikel 7

Het huidige Europese landbouwbeleid

De grootste bezigheid van het Europese landbouwbeleid bestaat uit de markt voor agrarische producten. De Europese Unie heeft voor elke groep producten (denk aan graan, rundvlees, bloemen, planten)  een organisatie opgezet die de prijzen vaststelt en die bepaalt hoeveel er maximaal geproduceerd mag worden, deze organisaties maken een soort van regels voor de handel. Het is de bedoeling dat de prijzen steeds dichter bij die van de vrije markt komen te liggen en dat er niet te veel wordt geproduceerd. Derdewereldlanden krijgen op deze manier een eerlijkere kans om hun producten aan Europa te verkopen.

Verder zijn dit ook nog erg belangrijke taken van het Europese landbouwbeleid:

  • Het garanderen van hoge kwaliteit;

Het gaat hierbij vooral om het beschermen van unieke producten die maar uit één bepaalde streek komen of per se via een bepaalde manier geproduceerd moeten worden.

  • Plattelandsontwikkeling en zorg voor het milieu;

Boeren krijgen aanvullende steun wanneer ze minder dieren per hectare houden, meer groen aanleggen en zelf proberen de omgeving en het aanzien van het platteland te verzorgen. In combinatie met meer aandacht voor kwaliteit moet dit ook het welzijn voor de dieren verbeteren.

  • Een bedrijfstoeslag voor boeren;

Een agrarisch bedrijf krijgt jaarlijks geld van de Europese Unie wanneer het bijdraagt aan milieubescherming, duurzaamheid en dierenwelzijn.

Bron: Europa-nu, 2014, URL: http://www.europa-nu.nl/id/vg9pir5eze8o/landbouwbeleid, geraadpleegd op 23 mei 2014

 Afbeelding artikel 6

 

Overschotten in de landbouw

Het Europese landbouwbeleid heeft in het verleden geleid tot enorme overschotten. Denk hierbij aan de boterberg, de melkplas, volle graanschuren en de wijnplas. Er werd én er wordt soms nog steeds te veel geproduceerd. In het oude systeem kreeg de boer een gegarandeerde minimumprijs en kon altijd al zijn producten verkopen. Daarnaast kregen zij subsidies zodat het bedrijf verder kon ontwikkelen. Dit maakte het oude landbouwbeleid erg kostbaar.

Het gevolg van de overschotten was dat de producten tegen hele lage prijzen werden aangeboden op de wereldmarkt. Voornamelijk boeren uit ontwikkelingslanden konden niet langer concurreren tegen deze prijzen. De beloning voor het zoveel mogelijk produceren leidde ook tot een stijging in het gebruik van bestrijdingsmiddelen en een steeds intensievere manier van landbouw waar dierziekten steeds sneller om zich heen konden grijpen. Door deze negatieve gevolgen vroeg men zich af of het voedsel nog wel veilig was.

Vanwege al deze problemen is er in de jaren 90 flink ingegrepen. De subsidies werden verminderd en het landbouwbeleid is anders van opzet geworden. Hierdoor zijn de totale uitgaven aan de landbouw in de Europese Unie gedaald van 70 procent naar ongeveer 40 procent, en ze blijven verder dalen.

Bron: Europa-nu, URL: http://www.europa-nu.nl/id/vg9pir5eze8o/landbouwbeleid, geraadpleegd op 16 mei 2014 

Afbeelding artikel 5

Agrarisch Natuurbeheer

Agrarisch natuurbeheer is al jarenlang niet meer weg te denken uit de Nederlandse samenleving. Deze vorm van natuurbeheer heeft het voordeel dat agrariërs sterk betrokken worden bij natuurbeheer en op deze manier draagkracht kweken voor natuurbescherming. Maar wat is agrarisch natuurbeheer nu eigenlijk precies?

Onder agrarisch natuur- en landschapsbeheer worden alle maatregelen die landbouwers nemen op en rond hun bedrijf voor natuur en landschap gerekend. Normaal gesproken is de belangrijkste functie van landbouwgronden productie. Een boer kan tijdens zijn werkzaamheden met betrekking tot deze productie echter wél rekening houden met de natuurlijke flora en fauna op zijn land. Dit houdt in dat hij bijvoorbeeld voor een bepaalde datum zijn weilanden niet maait, dat slootkanten niet worden gemaaid, dat hij rekening houdt met de nesten van weidevogels, dat het land niet bemest wordt, dat er poelen worden gegraven voor amfibieën, enzovoorts.

Sommige van deze maatregelen, neem bijvoorbeeld het laten plaatsen van nestkasten voor weidevogels, brengen geen extra kosten met zich mee. Andere maatregelen brengen echter wel extra kosten en extra inspanning met zich mee. Voor deze maatregelen krijgen boeren een vergoeding van de overheid. En in een aantal gevallen kan de natuurbescherming en het landschapsonderhoud zorgen voor een extra inkomen voor de boer.

Van het totaal aantal landbouwbedrijven in Nederland in 2011, dat waren er 70.392, waren er 8.280 bedrijven die een overeenkomst voor agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer (NLB) hadden gesloten met partijen als het toenmalige ministerie van EL&I (nu EZ), Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten.

Bron: GroeneRuimte, 2013, URL: http://www.groeneruimte.nl/dossiers/agrarisch_natuurbeheer/, geraadpleegd op 6 mei 2014

Afbeelding artikel 4

 

De invloed van klimaat en grondsoort

Het type landbouw dat in een bepaald gebied plaatsvindt, is enorm afhankelijk van het klimaat en de grondsoort die zich daar bevinden. Immers, niet alle planten hebben dezelfde hoeveelheid zon en water nodig, en daarnaast is ook de grond waarin ze gedijen van groot verschil.

Tropisch klimaat

Ten eerste heb je het tropisch klimaat, dit is een erg warm regenachtig klimaat. De grond is daar het gehele jaar door erg warm en in de grote en kleine regentijd ook erg nat. De grond heeft vaak een rood- of geelachtige kleur en is niet zo vruchtbaar. De belangrijkste landbouwproducten die goed tegen deze omstandigheden kunnen zijn cassave en rijst. Andere belangrijke producten uit dit klimaat zijn banaan, cacao, oliën en rubber. Deze worden allen in tropische regenwouden gewonnen en verbouwd. Maar deze producten worden ook kunstmatig geteeld voor de export.

Droog klimaat

In droog grasgebied en woestijnachtige streken is het erg warm en droog. De bodem is meestal rotsachtig of zanderig en is het moeilijkst te bewerken. Sommige grondsoorten zijn daarentegen heel vruchtbaar als ze bevloeid worden. De belangrijkste gewassen uit deze streken zijn groenten, vruchten en graan.

Gematigd klimaat

In een gematigd klimaat is het weer mild en er valt voldoende neerslag. Het is daarom ook niet verrassend dat de rijkste landbouwgebieden zich bevinden in regio’s met dit klimaat. Er kunnen heel veel verschillende soorten producten worden verbouwd, bijvoorbeeld graan, wortelgrassen, bladgroenten, vruchten en katoen. Ook is dit klimaat uiterst geschikt voor het houden van vee, omdat er grazige weilanden zijn. De vruchtbare bodem van de prairies en loofbossen is daarnaast rijk aan tal van mineralen.

Bron: Wikipedia, URL: http://nl.wikipedia.org/wiki/Agrarisch, geraadpleegd op 1 mei 2014

Afbeelding artikel 3

Biologische, duurzame en verbrede landbouw

In de loop van de afgelopen eeuw is er meerdere malen kritiek geweest op de gangbare methode van landbouw. Door deze kritiek zijn er andere en duurzamere alternatieven ontwikkeld.

Biologische landbouw

De biologische landbouw werd omstreeks de jaren ‘70 populair. Het idee achter deze manier van landbouw is dat er zonder chemicaliën wordt gewerkt, waarin de intensieve landbouw gebruik wordt gemaakt van kunstmatige middelen om te produceren. Boeren doen voornamelijk aan biologische landbouw vanuit ethisch en ideële overwegingen. Ze maken zich zorgen over de hoeveelheid chemicaliën en energie die verbruikt wordt in de intensieve landbouw. Biologische producten zijn daarentegen meestal wel erg duur.  Ook al worden de dure chemicaliën niet gebruikt. Het productieproces wordt daardoor erg arbeidsintensief en de oogst is minder groot. Het prijsverschil is de afgelopen jaren wel kleiner geworden.

Biologisch-dynamische landbouw

Biologische landbouw is nauw verwant met biologisch-dynamische landbouw, deze werd in de jaren 20 vastgelegd door de Oostenrijkse antroposoof Rudolf Steiner. Het doel van deze vorm van landbouw is om de levenskrachten in de natuur te stimuleren om zo een gezonde vorm van landbouw te krijgen. De biologische-dynamische landbouw is gebaseerd op de ideeën van de antroposofie. In deze visie halen we onze levenskracht uit de levenskracht van onze voeding.

Duurzame en geïntegreerde landbouw

Naast deze alternatieve vorm van landbouw zijn er ook andere varianten ontstaan die tegemoet kwamen aan de eisen die gesteld werden door natuurbeschermers, milieubewegingen, dierenactivisten en consumenten.  Geïntegreerde landbouw streeft daarom naar een vorm van landbouw die landbouwproductie en zorg voor natuur, het milieu, landschap en mensen combineert. Duurzame landbouw is hiermee verwant, deze legt de nadruk op de houdbaarheid van de landbouw als het gaat op het gebruik van energie, water, grond en grondstoffen.

Verbrede landbouw

Verbrede landbouw is een vorm van landbouwbedrijfsvoering waarin nevenactiviteiten een grote rol spelen. In 2012 was dat voor 40 procent van de Nederlandse boeren het geval. Bij deze activiteiten gaat het vooral om stalling van goederen of dieren, natuur- en landschapsbeheer, verkoop aan huis, zorglandbouw, argrotoerisme, verwerking van landbouwproducten en loonwerk voor derden.

Bron: wikipedia, URL: http://nl.wikipedia.org/wiki/Agrarisch, geraadpleegd op 25 april 2014

Afbeelding artikel 2

De geschiedenis van landbouw

In het verleden leefden mensen als nomadische jagers en verzamelaars die in een gebied rondtrokken en constant op zoek waren naar eten en drinken. Ze maakten jacht op dieren en zochten wilde planten om te eten. De oorsprong gaat zelfs vooraf aan de uitvinding van het alfabet en het schrift. Het begin van de landbouw wordt geschat op zo’n 7.000 tot 10.000 jaar geleden, uitgaand van palaeobotanische onderzoekingen. In China en het Midden-Oosten waren de eerste boeren die zich op een vaste plek vestigden, daar begonnen zij kuddes vee te houden en gewassen te telen. Ook werd niet meer alles voor eigen gebruik gehouden, maar werd er veel geruild en gehandeld.

De eerste granen die geteeld werden waren voorouders van granen die we nu kennen zoals: tarwe, gerst, rijst en mais. Ze heetten spelt en kamut. Het begin van de landbouw markeert de overgang van de Oude Steentijd (ofwel Paleolithicum) naar de Nieuwe Steentijd (Neolithicum).

Landbouw is in ten minste drie verschillende gebieden ontstaan, in Oost-Azië, het Midden-Oosten en in Midden-Amerika. Bij de geleidelijke overgang van jagen en verzamelen naar landbouw trad een selectie op doordat de grootste zaden telkens bewaard werden voor de nieuwe uitzaai. Dit was het begin van de plantenveredeling.

De eerste boeren bewerkten hun grond met primitieve werktuigen als beenderen en geweien van dieren en sikkels met een handvat van been of hout en een blad van vuursteen. Later werd de hak uitgevonden, dat is een soort zware schoffel. Dit gereedschap zien we tegenwoordig nog steeds. De energie voor werkzaamheden als het malen van tarwe en het oppompen van water werd geleverd door de mens, de wind, water en trekdieren (paarden, ezels, kamelen en ossen).

Pas in de 19e eeuw werden deze handgereedschappen en de door paarden getrokken werktuigen vervangen door machines, aangedreven door stoom. Deze stoommachines hebben nu plaatsgemaakt voor krachtige, geavanceerde machines met een dieselmotor, zoals de tractor en een maaidorser.

afbeelding 1